Is het past of passt? Wij leggen het verschil uit

Is het past of passt? Wij leggen het verschil uit

Twijfel je tussen past of passt?

Veel mensen twijfelen bij het schrijven van de tegenwoordige tijd van het werkwoord 'passen'. Is het nu 'past' zonder t of 'passt' met dubbele t? De juiste spelling is belangrijk, zeker als je een tekst schrijft voor werk, school of online publicatie. In dit artikel leggen we duidelijk uit waarom 'past' de correcte vorm is en wanneer je eventueel de dubbele t zou kunnen tegenkomen.

Werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd

De stam van het werkwoord

Om de juiste spelling te bepalen, kijken we eerst naar de stam van het werkwoord. Bij 'passen' is de stam 'pass'. Daar voeg je vervolgens bij de juiste vormen een uitgang aan toe.

Wanneer gebruik je 'past'?

Als je het hebt over de derde persoon enkelvoud (hij, zij, het), voeg je een t toe aan de stam. Dus: hij past, zij past, het past. Er is slechts één t nodig. De dubbele t bij 'passt' is dus niet correct in het Nederlands. Deze fout ontstaat vaak doordat mensen onzeker zijn over de juiste werkwoordsvorm.

Waarom 'passt' fout is

'Passt' klinkt logisch voor sommige mensen, vooral omdat het er Duits uitziet. In het Duits betekent 'passt' inderdaad ‘past’. In het Nederlands echter, gebruiken we maar één t aan het einde van de derde persoon enkelvoud. De vorm 'passt' is in het Nederlands simpelweg verkeerd gespeld, hoewel je het misschien zo zou willen schrijven om het fonetisch kloppend te maken.

Veelgemaakte fouten in werkwoordspelling

Verwarring door uitspraak

De dubbele medeklinker in sommige werkwoorden zorgt voor verwarring. Denk aan woorden zoals 'wordt', dat wel eindigt op een dubbele medeklinker maar toch correct is. Het verschil zit hem in de stam: bij 'worden' is de stam 'word', en met een t erbij wordt het 'wordt'. Bij 'passen' is de stam 'pass', en dan komt er één t achter. Dus geen extra s of t nodig.

Hulpmiddel: gebruik het hij/zij/het-formulier

Een handige tip: vul in gedachten het onderwerp 'hij' in bij twijfel. Zeg in jezelf: “hij past”. Klinkt het goed? Dan weet je bijna zeker dat het klopt met één t. Dit is een simpele, maar doeltreffende manier om spelfouten te voorkomen.

Conclusie: zo schrijf je het correct

Als je twijfelt tussen 'past' en 'passt', kies dan altijd voor 'past' als je Nederlands schrijft. De vorm 'passt' zie je alleen in het Duits en is in het Nederlands grammaticaal onjuist. Door goed op de stam van het werkwoord te letten en jezelf de zin hardop te laten zeggen met 'hij' of 'zij', verklein je de kans op fouten aanzienlijk.

Blijf oefenen

Taal is een levend en veranderlijk iets. Door dagelijks wat taalvragen op te zoeken of korte oefeningetjes te doen met werkwoordspelling, raak je vertrouwd met de juiste vormen. En vergeet niet: zelfs taalexperts maken weleens fouten. Het is vooral belangrijk om je bewust te zijn van de regels en altijd even goed na te denken voor je een werkwoordvorm opschrijft.